De uitspraak in de zaak-Pichal maakt heel wat reacties los. “Het is moeilijk te begrijpen dat iemand die naar zulke gruwelijke beelden keek, nu – bij wijze van spreken – fluitend naar huis mag vertrekken”, zo reageerde de CEO van Child Focus. En nog: “Dat er uiteindelijk geen effectieve celstraf is, is voor de slachtoffers en de maatschappij moeilijk te begrijpen”. Is dat “begrijpen” gediend met – of wordt het net tegengewerkt door – dergelijk “fluitend naar huis”-commentaar? Het deed me terugdenken aan gelijkaardige uitspraken van de oud-CEO van Child Focus, waar ik een tijdje terug op had gereageerd in De Standaard. Wie dat stuk wil lezen (Lejeune is dood, lang leve Lejeune), kan het hieronder integraal terugvinden:

Jules Lejeune, de oud-minister van Justitie wiens naam onlosmakelijk verbonden is met de voorwaardelijke invrijheidstelling, overleed in 1911. Ook de wet-Lejeune werd al een kwarteeuw geleden begraven: waarom valt het afscheid dan zo zwaar?

Vorige week raakte bekend dat de ­Nederlandse pedofiel Pieter C. na ­zeven jaar cel voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld (DS 5 juli). Met een gevangenisstraf van 19 jaar en 15 jaar ter beschikkingstelling staat de man geboekstaafd als ‘de in ons land zwaarst gestrafte pedofiel ooit’. Het vonnis van de Oost-Vlaamse strafuitvoeringsrechtbank leidde tot heel wat verontwaardiging. Heidi De Pauw, ceo van Child Focus, was vlijmscherp voor Pieter C. ‘Vandaag leidt hij een luilekkerleventje in Amsterdam … Onbegrijpelijk en moeilijk te aanvaarden.’ Op haar Linkedin-pagina had ze het over ‘een klap in het gezicht van de slachtoffers én iedereen die zich inzet in de strijd tegen de seksuele uitbuiting van kinderen. De Antwerpse politie heeft in dit dossier hemel en aarde verzet, ook voor hen is dit een bittere pil.’ Ook Vlaams minister van Justitie Zuhal Demir (N-VA) trok op Twitter fel van leer: ‘Over Tiktok-justitie hebben talloze politici de mond vol, maar wanneer durft men eindelijk eens de wet-Lejeune ernstig in vraag te stellen? Slachtoffers verdienen zoveel ­beter dan dit soort justitie.’

De truc van Turtelboom

Dergelijke reacties zien we wel vaker. De ingrediënten zijn intussen bekend: slachtoffers blijven verweesd achter, het noeste speur- en vervolgwerk van politie en justitie wordt ­onvoldoende gewaardeerd, strafuitvoeringsrechters zijn harteloos en ­wereldvreemd. Dat Demir er de wet-Lejeune bijhaalt, is ook niet nieuw. Haar reactie doet denken aan de communicatie van oud-minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD), die begin 2013 triomfantelijk aankondigde de wet-Lejeune te zullen verstrengen. Dat gebeurde in de nasleep van de commotie over de voorwaardelijke invrijheidstelling van Michelle Martin, de ex-vrouw van Marc ­Dutroux. In een persbericht van ­Turtelboom van 15 maart 2013 stond te lezen: ‘Al 15 jaar staat in het regeerakkoord dat de wet-Lejeune verstrengd zal worden. Sinds 1888 is die wet niet meer veranderd.’

Dat was een leugen: de wet-Lejeune werd in 1999 opgeheven. Tussen 1999 en 2007 beslisten speciale commissies over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het ging daarbij om een tussenstap naar de oprichting van multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbanken, waarmee gehoor werd gegeven aan de verzuchtingen van de commissie-Dutroux en waarmee het Octopusakkoord van mei 1998 werd uitgewerkt. Kortom: sinds 1999 was er veel veranderd en minister Turtelboom en haar toenmalige woordvoerster wisten dat ook. Het lijdt geen twijfel dat Vlaams minister van Justitie Demir er ook van op de hoogte is.

De geest van de wet(gever)

Waarom worden de al lang overleden oud-minister van Justitie Jules Lejeune en de al even dode wet die zijn naam draagt, er dan toch altijd weer bijgehaald? Het antwoord ligt voor de hand: de geest van Lejeune blijft in het publieke debat ronddwalen als een dankbare schietschijf om de vermeende laksheid in de strafuitvoering in de verf te zetten. Zou Lejeune zich in die beeldvorming kunnen ­terugvinden? Wellicht niet. De concrete aanleiding voor de invoering van de voorwaardelijke invrijheidstelling was zeker niet vrij van politiek opportunisme: Lejeune zocht, gelet op de genadeloze houding van Leopold II, een antwoord op het groeiende ongenoegen bij de bevolking over de zware straffen die uitgesproken werden in de nasleep van de arbeidersprotesten in 1886.

Maar de wet-Lejeune zat ook ingebed in een internationale hervormingsbeweging waarbij de voorwaardelijke vrijlating aanzien werd als een instrument in een trefzekere, moderne strafpolitiek van sociaal verweer. Lejeune maakte zich zorgen over de groeiende recidivecijfers en zag in de voorwaardelijke invrijheidstelling een middel om goed gedrag tijdens detentie te stimuleren en veroordeelden buiten detentie verder op te volgen. Geen vrijheid/blijheid, maar wel ‘stimulant et frein’: een gecontroleerde beproeving, waarbij het risico op wederopsluiting als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de veroordeelde hangt.

Ook de voorwaardelijke vrijlating van Pieter C. belooft een beproeving te worden. In een persbericht laat de rechtbank weten dat hij drie algemene voorwaarden en vijftien geïndividualiseerde voorwaarden moet naleven, waaronder een dagtherapie bij een gespecialiseerde instelling en een individuele begeleiding bij een gespecialiseerde psychiater. Hij kreeg ook een contactverbod met minderjarigen en mag niet aanwezig zijn op plaatsen waar minderjarigen komen. Voorts mag hij zich in principe niet buiten Nederland begeven, moet hij wegblijven van de sociale media en moet hij zich onderwerpen aan ‘onaangekondigde controles van alle aanwezige informaticatoestellen’. Bij een ‘luilekkerleventje in Amsterdam’ stel ik me toch iets anders voor.

Legitimiteit en opaciteit

In De lange weg naar Neufchâteau, dat in 1996 verscheen, stelde Luc Huyse dat elke democratie op twee pijlers rust: slagkracht (‘het vermogen van de overheid om te zorgen voor veiligheid, werk en welvaart’) en legitimiteit (‘de overtuiging, in brede lagen van de bevolking, dat de politieke instellingen en hun equipage het vertrouwen waard zijn’). Huyse beklemtoonde toen hoe de productie van legitimiteit de inzet van specialisten vereist. En hij was ook wel hoopvol gestemd: ‘Het is in de herfst van 1996 gedemonstreerd. Scholen inviteerden rechters en advocaten om over justitie te praten. Kranten en weekbladen leverden prima informatie over de werking van het gerecht. Het was een periode van intensieve burgerschapsvorming.’

Wat blijft daar nu nog van over? Niet zoveel. Ten dele heeft dat te maken met wat Ignaas Devisch recent omschreef als ‘institutionele opaciteit’ (DS 7 juli): ook de wereld van straffen blijft obscuur en ondoorgrondelijk en de communicatie – denk ook aan de wat klungelige communicatie in de zaak-Reuzegom (waarom moest het arrest na een week al verwijderd worden van de website van het Hof?) – kan beter.

Maar tezelfdertijd botsen we hier ook op een belangrijke grens. Correct informeren over de werking van het strafsysteem en inzicht bieden in het radarwerk van de rechtsstaat is broodnodig, maar die oefening wordt fel bemoeilijkt wanneer mensen worden misleid en hun verontwaardiging wordt opgepookt (DS 10 oktober 2022). Dat net de strafuitvoeringsrechtbanken – die een concreet antwoord bieden op heel wat verzuchtingen uit de zaak-Dutroux – op die manier onder vuur worden genomen, is ronduit zorgwekkend.

(Dit stuk verscheen in De Standaard van 12 juli 2023)

One thought on “ Lejeune is dood, lang leve Lejeune ”

Leave a comment